In een omgevingsplan legt de gemeente haar beleid voor de fysieke leefomgeving in regels vast. Elke regel heeft een werkingsgebied: de plek of plekken binnen het gemeentelijk grondgebied waar die regel geldt. Zo’n werkingsgebied baken je af met de begrenzing er van; preciezer: de geometrie van de buitengrens van dat werkingsgebied. Die geometrie kan veranderen bij wijziging van regels of bij veranderingen in het grondgebied. Dat roept de vraag op hoe je dat beheersbaar houdt oftewel hoe je werkingsgebieden beheert.
Eén van de aspecten waarop het omgevingsplan verschilt van een bestemmingsplan is dat het omgevingsplan gewijzigd kan worden. Vernieuwing van beleid en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving kunnen aanleiding zijn het omgevingsplan daarop aan te passen. Dat kan met zich mee brengen dat werkingsgebieden veranderen en dus de geometrie daarvan moet wijzigen. Dat is nieuw in vergelijking met een bestemmingsplan. De bestemmingsplankaart wordt gemaakt ten behoeve van de vaststelling van dat plan en wijzigt daarna niet meer. De vertrouwde werkwijze voor het samenstellen van de bestemmingsplankaart moet dus op de schop. Het werken met een omgevingsplan vereist niet alleen het initieel creëren van werkingsgebieden maar vooral aandacht voor het beheren van – de geometrie van – die werkingsgebieden.
Stel, er zijn regels in het omgevingsplan opgenomen om woning-(gebieds-)ontwikkeling mogelijk te maken op een paar plekken binnen de gemeente. Die plekken vormen gezamenlijk het werkingsgebied van de regels voor die ontwikkeling. Die geometrie kan gemaakt zijn met bijvoorbeeld CAD-software (of software met CAD-functionaliteit). Voor zover ik weet bevat plansoftware dergelijke functionaliteit niet omdat hiervoor al goede oplossingen zijn. In de plansoftware zijn dan één of meer zgn. ‘Locaties’ (STOP/TPOD-term) opgenomen die aan de desbetreffende regels gekoppeld zijn als zijnde het werkingsgebied daarvan. Enige tijd later besluit de gemeente om op meer plekken dergelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Een bestaande plek wordt bijvoorbeeld vergroot en er komen plekken bij. Aan de regels verandert niets, alleen het werkingsgebied wordt groter. De geometrie daarvan moet dus aangepast worden. En die ligt vast in de plansoftware bij de desbetreffende Locaties. Maar voor aanpassing is CAD-functionaliteit nodig. Hoe exporteer je die geometrie zodanig dat die na aanpassing weer geïmporteerd kan worden bij de desbetreffende Locaties? Door objectgericht te denken en werken en gebruik te maken van de juiste software!
Die objecten, dat zijn de Locaties in de plansoftware. Bijvoorbeeld het ‘Woningbouwontwikkelingsgebied Zeeheldenbuurt’ en ‘Woningbouwontwikkelingsgebied Buitengebied-Oost’ (zgn. noemers van de Locaties). Met die noemers hebben de Locaties een unieke en betekenisvolle aanduiding en kunnen ze als object uitgewisseld worden tussen de benodigde software. Maar dan moet die software wel objecten kunnen verwerken. CAD-software kan dat m.i. niet, hier komt de GIS-software in beeld, met CAD-functionaliteit om geometrische grenzen nauwkeurig te kunnen karteren. GIS-software is wel in staat om objectgericht te beheren. Een overstap van CAD- naar GIS-software lijkt dan ook onvermijdelijk.
Dit is slechts een simpel voorbeeld. In de praktijk zullen er voor de diverse regels allerlei verschillende werkingsgebieden nodig zijn die samengesteld worden uit nog veel meer Locaties. De uitdaging is om die Locaties goed te kunnen beheren.
Het proces en de werkwijze voor het creëren en aanpassen van de geometrie van werkingsgebieden verschilt al met al van dat voor het opstellen van de bestemmingsplankaart. Dit grijpt vooral in op de werkzaamheden van bestemmingsplantekenaars en geo-specialisten. Ik raad hen, en andere betrokkenen bij het omgevingsplan, aan zich te verdiepen in wat het omgaan met het omgevingsplan vraagt en zich de nieuwe werkwijze en tools eigen te maken, voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Bevraag ook je plansoftwareleverancier hierover. En wordt het wijzigen van het omgevingsplan uitbesteed aan een ruimtelijk adviesbureau, stem dit dan met hen af. Zelf ben ik betrokken bij een werkgroep van enkele gemeenten en de VNG waarin we deze problematiek pogen te doorgronden. Ik merk dat meerdere gemeenten hiermee ‘aan het stoeien’ zijn. Prima, vooral doen! En zeker de ervaringen uitwisselen. We kunnen veel van elkaar leren, er moet nog veel ‘ontdekt’ worden. Genoemde werkgroep publiceert haar ervaringen op de website van het Gemeentelijk GeoBeraad. Ik ben benieuwd naar andere ervaringen.
Er zijn 3 reacties op dit artikel
Thomas van Offeren
Bert
Arjan Kloosterboer
Plaats een reactie
Reageren? Deel hier uw mening. Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.